Dag 18
Bijbeltekst: Lucas 10: 38-42
Johannes 1:1-18
Het Woord van God
1In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. 2Het was in het begin bij God. 3Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. 4In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. 5Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen.
6Er kwam iemand die door God was gezonden; hij heette Johannes. 7Hij kwam als getuige, om van het licht te getuigen, opdat iedereen door hem zou geloven. 8Hij was niet zelf het licht, maar hij was er om te getuigen van het licht: 9het ware licht, dat ieder mens verlicht en naar de wereld kwam. 10Het Woord was in de wereld, de wereld is door hem ontstaan en toch kende de wereld hem niet. 11Hij kwam naar wat van hem was, maar wie van hem waren hebben hem niet ontvangen. 12Wie hem wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden. 13Zij zijn niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God.
14Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader. 15Van hem getuigde Johannes toen hij uitriep: ‘Hij is het over wie ik zei: “Die na mij komt is meer dan ik, want hij was er vóór mij!”’ 16Uit zijn overvloed zijn wij allen met goedheid overstelpt. 17De wet is door Mozes gegeven, maar goedheid en waarheid zijn met Jezus Christus gekomen. 18Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen.
” Maar Marta werd helemaal in beslag genomen door de zorg voor haar gasten.”
Opzij – Herman van Veen – 1979
Opzij klinkt als een ironische aanklacht tegen de haast en de drukte van mensen.
Ik moet rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan…
Ooit een keer kan ik misschien, als het echt moet, wat over koetjes, kind’ren en de mannen praten.
Of Marta haast had, vermeldt het verhaal niet. Maar ze heeft het wel druk. En ze ergert zich dood aan haar zus die in alle drukte doodgemoedereerd bij Jezus op de grond is gaan zitten. Ziet ze het dan niet? Natuurlijk ziet Maria het wel. Maar ze weigert mee te doen in het haasten en reppen.
Maar heeft Marta dan geen groot gelijk?
Je ziet een gastvrouw – want nog altijd gaat het toch vaak om een haar – bij een verjaardag, een kerstdiner. Wanneer alle gasten verdwenen zijn, zakt ze op de bank en trekt haar schoenen van de pijnlijke voeten. Hou daar mee op, maakt van Veen ons in zijn liedje duidelijk. Neem eens tijd voor elkaar. Dat vraagt Jezus ook, van Marta. Neem de tijd.
En dan? Moeten we net als ultra-orthodoxe Joodse mannen al onze tijd dan maar besteden aan bijbelstudie? Er is toch werk te doen?
De mooiste uitleg bij dit verhaal heb ik altijd die van Karel Eykman gevonden. In Woord voor Woord. Met die prachtige tekening van Bert Bouman, waar aan het eind van de dag Jezus, Maria en Marta samen de afwas doen. Samen werken, samen luisteren.